Fusillade bij ’t Haantje, 7 oktober 1944
Op deze pagina leest u de beknopte variant van het oorlogsverhaal van de fusillade bij 't Haantje op 7 oktober 1944.
Geschreven door Jilt Sietsma.
Lees ook de volledige variant van dit verhaal.
Deze tien mannen werden op zaterdag 7 oktober 1944 gefusilleerd door de politie van de Duitse bezetter. Zij waren ter dood veroordeeld wegens verzetsactiviteiten en ontduiking van de Arbeitseinsatz en werden geëxecuteerd als represaille voor een aanslag op het spoor bij ’t Haantje door het verzet in de avond van 6 oktober.
Laatste oorlogsjaar
De mannen hadden niets te maken met die aanslag, want ze waren al een week eerder in Den Haag gearresteerd. In het laatste oorlogsjaar was het beleid van de bezetter erop gericht om de bevolking, met name het verzet, door afschrikking te weerhouden van tegen hen gerichte acties. De executie van de tien mannen werd dan ook breed bekendgemaakt met een aanplakbiljet, dat in Rijswijk en Delft werd verspreid.
Deze moorden pasten naadloos in het patroon dat de Nazi’s hadden opgezet. Omdat de militaire situatie voor Duitsland in de tweede helft van 1944 steeds nijpender werd en het verzet verhardde had SEYSS-INQUART op 4 september de “uitzonderingstoestand” ingesteld, die tot de bevrijding zou duren. Het voornaamste gevolg hiervan was dat de rechtspraak werd stilgelegd. Was er gedurende de hele bezetting al geen sprake van een fatsoenlijk rechtssysteem, vanaf september 1944 lagen de gerechtelijke beslissingen in handen van de politie.
Spoorwegstaking
Zwaarwegende beslissingen, zoals het uitspreken van de doodstraf, lagen bij de bevelhebber van de Schutzstaffel (SS) en de Sicherheitsdienst (SD) en -polizei (Sipo), Hanns Albin RAUTER. Op 17 september 1944 probeerden de geallieerde legers vanuit het zuiden door te stoten tot over de grote rivieren, operatie Market Garden. Op dezelfde dag riep de Nederlandse regering vanuit Londen op tot een spoorwegstaking om het vervoer van Duitse legers te dwarsbomen. Aan deze oproep werd massaal gehoor gegeven: 30.000 spoorwegarbeiders staakten tot de bevrijding. 2 Maar Market Garden behaalde niet de beoogde doelen.
De Duitsers kregen daarom tijd en gelegenheid om de situatie op het spoor weer naar hun hand te zetten. Met Duits materieel en personeel werd het weer mogelijk om manschappen te vervoeren. Verschillende verzetsgroepen pleegden daarop sabotage aan het spoor. Zo ook op 25 september 1944 bij ’t Haantje.
Maar de Duitsers herstellen de schade snel en ondernemen geen verdere actie. Andere verzetsgroepen zetten zich in om de stakers te steunen, zoals het Spoorwegcomité van de Haagse afdeling van de LO, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers. Door verraad is er een inval in een pand aan de Laan van Meerdervoort op 29 september 1944, waarbij meer dan dertig mensen gearresteerd worden. Onder hen zijn acht van de tien mannen die op 7 oktober vermoord worden. De broers Stavast worden op 29 en 30 september elders in Den Haag gearresteerd. Allen worden naar het Oranjehotel in Scheveningen gebracht.
Represaille
Op vrijdagavond 6 oktober 1944 voert het verzet opnieuw een aanslag uit op het spoor bij ’t Haantje. De rails en de bovenleiding worden op verschillende plaatsen beschadigd. De opperbevelhebber van het Duitse leger, de Wehrmacht, neemt deze tweede aanslag hoog op en eist dat als represaille vijftien mensen worden geëxecuteerd. Dit is een taak voor de SD, die gevangenen vasthoudt, en in Den Haag specifiek voor SD-bevelhebber Hans MUNT. Een aantal van de gevangenen in het Oranjehotel zijn door de SD ter dood veroordeeld en hebben daarmee het stempel Todeskandidate gekregen.
Munt krijgt op 7 oktober het bevel om vijftien Todeskandidaten aan te wijzen voor executie bij ’t Haantje. Samen met zijn collega Friedrich FRANK stelt hij een lijst met twaalf namen op en weet de mensen van de Wehrmacht te overtuigen dat het doden van twaalf mensen (in plaats van de geëiste vijftien) ook afschrikwekkend genoeg is.
Munt legt dit voor aan zijn baas Karl Eberhard SCHÖNGARTH, de hoogste bevelhebber van de SD, direct rapporterend aan Rauter. Schöngarth gaat akkoord en benadrukt tegenover Munt dat dit publiekelijk bekend gemaakt moet worden. Hij dicteert, volgens een verklaring van Munt na de oorlog, de tekst van de Bekanntmachung, die doorgestuurd wordt naar de drukker. Maar op het laatste moment besluit Munt nog om twee namen te schrappen. Hij verklaart na de oorlog: “Daarna heb ik nog twee Todeskandidaten van de lijst afgenomen om deze te sparen en dacht dat ze met tien ook wel genoegen zouden nemen.” Dan wordt het bevel voor de represaille, uiteindelijk namens Rauter, doorgegeven aan majoor Wilhelm Friedrich CALLSEN van de Ordnungspolizei (de “Grüne Polizei”).
Onjuistheid
Het late besluit van Munt verklaart waarom het aantal slachtoffers onjuist vermeld is op de Bekanntmachung. Maar er staat nog een onjuistheid in. De mannen waren niet ter dood veroordeeld door een Polizeistandgericht, omdat er geen Polizeistandgerichte waren. De rechtspraak was stilgelegd in de uitzonderingstoestand die Seyss-Inquart uitgeroepen had. Het was de SD, met Rauter als eindverantwoordelijke, die de mannen Todeskandidaten had gemaakt. Hans Munt zou na de oorlog verklaren dat naar zijn mening zijn baas Schöngarth, die de tekst had opgesteld, op deze manier had willen verdoezelen dat de Nazi’s het recht compleet hadden uitgeschakeld.
De mensen van Callsen brengen op zaterdag 7 oktober 1944 vroeg in de avond tien mannen naar de spoorwegovergang bij ’t Haantje. Enkele getuigen zien hoe de tien mannen op of onmiddellijk naast het spoor worden doodgeschoten. Een arts constateert de dood en de Duitsers vertrekken weer. De dode lichamen liggen in de tuin van Van Ruijven. Een bewoner van het Jaagpad licht om 19:00 uur de Delftse politie in, die contact opneemt met de Rijswijkse politie. Dezelfde avond worden de lichamen naar de Algemene Begraafplaats aan de Churchilllaan gebracht, nadat de politie van de Duitsers toestemming heeft gekregen om ze de volgende ochtend te begraven “zonder vertoon”.
Slachtoffers
De tien mannen hadden geen band met Rijswijk, maar stierven er als slachtoffers van het keiharde en rechteloze optreden van de Nazi’s in het laatste oorlogsjaar. Zij zijn
- Petrus Johannes Bogaard uit Breda, 42 jaar, gehuwd
- Frans Britzel uit Den Haag, 24 jaar, ongehuwd
- Willem Roland Hector van Golberdinge uit Den Haag, 29 jaar, gehuwd
- Christiaan Dirk van ’t Hoff uit Den Haag, 53 jaar, gehuwd
- Roelof Frederik Koopmans uit Den Haag, 21 jaar, ongehuwd
- Hermanus Gerardus Schram uit Lexmond, 22 jaar, ongehuwd
- Hendrik Stavast uit Vries, 24 jaar, ongehuwd
- Pieter Stavast uit Vries, 22 jaar, ongehuwd
- Klaas de Vries uit Den Haag, 28 jaar, ongehuwd
- Jacobus Antonius Aloijsius Maria de Waal uit Wassenaar, 44 jaar, ongehuwd
Zij werden begraven op de Algemene Begraafplaats van Rijswijk, aan de Churchilllaan. Op 15 september 1945 werd het stoffelijk overschot van H.G. Schram herbegraven in Vianen. Bij de graven staan de namen van de tien slachtoffers vermeld op een monument. In 1973 werd bij de spoorwegovergang ’t Haantje een monument opgericht (en in 1979 uitgebreid). Ieder jaar op 7 oktober wordt hier een herdenking gehouden, georganiseerd door de gemeente Rijswijk.